Alle berichten van Beheer

1898-1912 Erfgooierswet

Een zekere Harmen Vos (1844-1919) uit Laren schoot op 18 november 1898 een haas op Gooise grond die aan de Kroon was verpacht. Hij kreeg prompt een bekeuring wegens stroperij, terwijl het nota bene zijn taak was om als onbezoldigd veldwachter erop toe te zien dat er niet zonder vergunning gejaagd werd. Harmen was boos. Hij jaagde immers als erfgooier op eigen grond en een vergunning was daarom niet nodig geweest. De zaak kwam voor het kantongerecht.

J. Smit (1879-1968), Portret van Harmen Vos, 1930. Voorzitter van de nieuwe erfgooierspartij Floris Vos (1871-1943) herinnerde Harmen Vos als ‘(
) dien taaien, verweerden, van leven trillenden afstammeling van den onder Floris de Vijfde Keerlen God geschapen Erfgooier. Deze ongeletterde man sprak, ja oreerde als hij het in zijn kop had gezet, zooals de beste het hem niet zou verbeterd hebben; hoffelijk, nimmer grof, vriendelijk vragend en van verontwaardiging het vaak uitbrullende als een leeuw, was hij de pleitbezorger par droit de naissance (geboorterecht) in den waren zin het woord.’ De Gooi- en Eemlander, zaterdag 8 februari 1919.


Getuige P. Kaarsgaren verklaarde dat hij op die bewuste dag gezien heeft hoe ‘de hem bekende beklaagde te Laren zich begaf naar een eikenhakbosch, toebehoorende aan S. Willard, zich daar verdekt, in jagende houding, opstelde en van uit dat bosch een haas schoot’. Familielid W. Kaarsgaren deed er nog een schepje bovenop: ‘Dat hij dadelijk daarop schieten hoorde en rook van uit het hout van bedoeld bosch zag opstijgen en te gelijker tijd beklaagde uit dat bosch zag komen en een haas van de heide opnemen’. En J. Kaarsgaren had de beschuldigde nog toegeroepen ‘heb je er weer een gepikt?’, waarop geen antwoord was verkregen. Maar de zwijgende jager voerde als verweer aan ‘dat hij als erfgooier en dus als mede-eigenaar van de Gooische heide gerechtigd is daarop te jagen’ en dat Stad en Lande de jachtterreinen niet had mogen verpachten. Het mocht niet baten: Vos kreeg een boete van 25 gulden.

Succesvol in beroep
Harmen liet het er niet bij zitten en zocht het hogerop. Toen het gerechtshof het vonnis bekrachtigde, ging hij zelfs in cassatie. Hij bleef bij zijn standpunten, maar verklaarde ook dat hij ‘zijn geweer [had] afgeschoten, maar dat hij den haas in een wildstrik had gevonden en dat hij het schot heeft gelost omdat hij uit zijn geweer een patroon wilde verwijderen die tengevolge van zwelling door vocht daaruit moeilijk met de hand kon worden genomen’. Heel sterk kwam dit argument niet over, maar de Hoge Raad had een ander probleem: de rechter kon er niet achter komen van wie de grond was, maar stelde wel dat die toebehoorde ‘aan een ander dan hem [Harmen]’. Echter de ‘eigendom van de bejaagde gronden’ en ‘de gerechtigheid tot de jacht op die gronden’ waren kwesties geworden waarover de Hoge Raad geen oordeel kon vellen en bijgevolg diende de rechtsvervolging van Harmen Vos te worden gestaakt.
Het vonnis werd vernietigd op grond van een technisch mankement in de procedure en de Hoge Raad beval het gerechtshof in juni 1900 om opnieuw het hoger beroep van Vos te behandelen. De rechtbank kwam toen met de mededeling dat het een geschil van burgerlijk recht betrof. Het strafrecht was daarom niet van toepassing en de rechtsvervolging werd geschorst. Harmen Vos ging nog geen week na de uitspraak opnieuw op jacht, dit keer op patrijzen op de hei bij Huizen.
De schorsing bleek permanent, net als de alsmaar groeiende ontevredenheid onder de erfgooiers. De haas van Vos had veel losgewoeld. De woede richtte zich op het bestuur, dat voor een groot deel uit niet-erfgooiers bestond. Geregeld maakten erfgooiers, ervan overtuigd dat ze in hun recht stonden, inbreuk op de reglementen. Ze staken zonder vergunning plaggen, groeven leem en grind, hakten bomen en joegen op de heide. Telkens kwam de politie eraan te pas die op gezag van de verschillende Gooise burgemeesters moest ingrijpen.

Een nieuwe erfgooierspartij
In de herfst van 1903 werd door ontevreden erfgooiers een eigen bestuur benoemd onder de naam ‘Hoofdbestuur van de gerechtigden tot de gemeene heiden en weiden van Gooiland’. Maar deze nieuwe partij werd door talloze erfgooiers als onruststoker gezien en daarnaast was er een economisch motief om zich niet bij dit verzet aan te sluiten. De meeste erfgooiers waren volkomen afhankelijk van de meenten en hadden geen andere weidegronden. De nieuwe partij liet daarom via een advertentie weten: ‘Wij geven aan hen wier levensomstandigheden dit mede brengen, dat zij in ’t minst niets voor hun standpunt kunnen opofferen, den raad, om onder protest te laten branden bij de zogenaamde partij van Stad en Lande’. Dat branden van vee ging vooraf aan de toelating op de meent. Een brandmerk zorgde ervoor dat het vee door de meentmeesters (opzichters) herkend kon worden als vee dat met ‘erfgooiersrecht’ mocht grazen op de weilanden.

Bekendmaking Erfgooierswet 1912 en inzage in de ledenlijst, 14 januari 1913. Het bestuur diende voortaan op basis van de Erfgooierswet de leden van de nu Vereniging Stad en Lande van Gooiland bekend te maken.


De Erfgooierswet
Het erfgooiersgekrakeel bracht de regering in actie. Pas in 1906 kwam men na veel onderhandelen binnens- en buitenskamers tot een conceptregeling met conceptstatuten voor een echte en landelijke wet. Deze behelsden dat de zes Gooise gemeenten en de Vergadering aanspraken op de eigendom van de heiden en weiden zouden intrekken. Tevens zou men erkennen dat de eigendom berustte bij de erfgooiers die zich zouden verenigen in een ‘zedelijk lichaam’ met statuten. Het bestuur zou worden gevormd door afgevaardigden van de Gooise gemeenten en de erfgooiers.

Intussen mengde een andere partij zich in de discussie, een partij die een geheel ander belang voorstond. Deze ‘Vereeniging van erfgooiers tot verdeeling van de Heide en Weide en verdere eigendommen van Stad en Lande van Gooiland’ hoopte op de opheffing van het instituut. Het deed er uiteindelijk niet veel toe. De minister van Binnenlandse Zaken stelde van regeringswege in juni 1908 een commissie in die een wettelijke regeling moest voorbereiden ‘tot oplossing van de bestaande geschillen tusschen de belanghebbenden aangaande den eigendom der zoogenaamde “gemeene heiden en weiden van Gooiland” en het beheer en het bestuur over die gronden’. In 1910 was het wetsvoorstel gereed. Het duurde nog twee jaar voordat de Tweede Kamer tot vaststelling kon overgaan. Velen mengden zich in de discussie en daarbij kwam al snel een nieuw strijdpunt boven water: de verschillende belangen van scharende en niet-scharende erfgooiers.

Toen de Tweede Kamer de wet aannam (14 maart 1912) en deze vervolgens aan de Eerste Kamer ter goedkeuring werd voorgelegd (24 april 1912), stuurden de scharenden een adres aan Stad en Lande om namens hen te pleiten voor het afkeuren van de wet. Zij wilden het liefst op de oude voet doorgaan. Hun ongerustheid was prematuur. Vooralsnog werden juist de scharenden door de Erfgooierswet in bescherming genomen. Anderzijds was er ook reden tot zorg, want de erfgooiersorganisatie maakte na eeuwen deel uit van het vigerende recht en was niet langer op gewoonterechtelijke leest geschoeid. Door de Erfgooierswet kreeg de overheid eindelijk greep op de erfgooiers, want de vergadering was een vereniging geworden, klaar voor ontmanteling.

Vergadering erfgooiers in Hof van Holland te Hilversum, vóór 1912.

1912-1940 Erfgooiersreservaat

De niet-scharende erfgooiers en de erfgooiers die weinig meer in het agrarisch bedrijf zagen bleven vragen om opheffing. De agrarische erfgooiers zagen daar niets in, maar er was ze veel aan gelegen de rijen te sluiten. Dit indachtig kwamen de heidegebieden in het vizier; die hadden nauwelijks meer nut voor het boerenbedrijf. Verkoop zou voldoende geld opleveren. Ook kon er worden bespaard op behoud- en beheerkosten en de niet-scharenden zouden eindelijk profiteren. Er waren genoeg potentiĂ«le kopers, zoals de Gooise gemeenten en de gemeente Amsterdam.

Bekendmaking door het erfgooiersbestuur van de eerste gewone jaarlijkse algemene vergadering om 10.00 uur te Naarden in de Grote Kerk Naarden, 23 april 1914.


Het bestuur van de erfgooiersorganisatie gaf zichzelf een opdracht: ‘De mogelijkheid te onderzoeken tot regeling betreffende de rechten en bezittingen van Stad en Lande van Gooiland, waarbij de belangen van scharenden, niet-scharenden en Gemeenten, alsmede het algemeen belang van het Gooi zodanig worden behartigd, dat algehele overeenstemming tusschen de drie partijen kan worden verkregen’. Stad en Lande had geen voorwaarden aan de verkoop of de kopers gesteld. En juist dat bracht enkele natuurbeschermers in beweging. Die zagen het zo fraaie Gooi in handen komen van projectontwikkelaars. Of in die van lieden die het liefst een Gooistad wilden bouwen op de Westerheide.
De pers werd gemobiliseerd. Het leverde veel negatieve publiciteit op. Kamervragen en acties van de Vereniging voor Natuurmonumenten deden de rest. Zowel Stad en Lande als de Gooise gemeentebesturen veranderden van inzicht. Ineens ging het om ‘(
) de instandhouding of de bevordering van het natuurschoon, hetwelk immers voor den bloei en de welvaart onzer gemeenten als een vitaal belang kan worden aangemerkt’. De gemeenten zagen in dat het Gooi alleen nieuwe, liefst welgestelde inwoners zou kunnen blijven trekken als de belangen van die mensen zouden worden behartigd. En dat belang lag onder meer in natuurbehoud: het Gooi als ‘Tuin van Amsterdam’ zoals het Algemeen Handelsblad het betitelde.

Het reservaat
De belangen van de verkoper en kopers kwamen nu bij elkaar. Op 11 februari 1930 schreef de commissaris van de koningin in Noord-Holland, A. Röell (1864-1940), een brief aan de burgemeesters van de Gooise gemeenten, met de uitnodiging om te spreken over het behoud van het natuurschoon in het Gooi. Er was al een conceptovereenkomst opgesteld voor een Goois reservaat, waarbinnen de Gooise natuur beschermd werd, als was het een kudde olifanten in een wildpark in Afrika.

In 1932 sloot Stad en Lande een verkoopovereenkomst met het in dat jaar op 11 november opgerichte Goois natuurreservaat, het GNR. Dit had grote gevolgen: omvangrijke delen van de Gooise heiden en jonge bossen waren nu ‘ten eeuwigen dage’ beschermde natuurgebieden, waarop uitbreiding voorgoed afgewend en onmogelijk was. De gronden mochten niet worden verkocht, in gebruik gegeven of als bouwterrein geĂ«xploiteerd. Daartegenover stond dat de Gooise gemeenten, de gemeente Amsterdam Ă©n de provincie jaarlijks zestigduizend gulden aan de erfgooiersorganisatie zouden betalen. Dat geld zou deels ten goede komen aan de erfgooiers, deels worden gebruikt om de gronden te beheren.

Men was tevreden. De burgemeester van Hilversum liet weten dat ‘(
) 11 november een datum is die het verdient in de geschiedenisboeken des lands op bijzondere wijze te worden vermeld, omdat toch toen, dank zij uw hooglijk te waardeeren initiatief, de daad werd gesteld waardoor mede mogelijk werd gemaakt, het kostelijk natuurschoon dezer streek, voor het gansche land van zoo eminent belang, ter bewaring en verzorging toe te vertrouwen aan een lichaam, welks doel daarop geheel in het bijzonder is gericht’. De verkoop van de gronden aan de stichting vond plaats op 31 januari 1933 en daarmee was het ‘Erfgooiersreservaat’ een feit.

Kaart van het Goois Natuurreservaat, uitgegeven door de Vrienden van het Gooireservaat, circa 1935.


‘Nieuwe’ erfgooiers
Saillant detail was dat de ophanden zijnde geldelijke uitkeringen een onvoorzien maar logisch effect sorteerden: honderden mannen meldden zich aan als heuse erfgooier en beriepen zich op hun afstamming van oude erfgooiersgeslachten. Daarop besloot het bestuur in een geheime vergadering om de rechtmatigheid van alle aanmeldingen en de afkomst van alle leden te laten uitzoeken. Een ­genealogisch bureau deed drie volle jaren onderzoek in de Gooise archieven om de afstamming in wettelijke mannelijke lijn vast te stellen. Aanvankelijk was het onderzoek gericht op de namen die op de lijst van 1708 voorkwamen, maar later kon het onderzoek beperkt worden. Stond je naam op de lijsten opgesteld in de periode tussen 1708 en de Erfgooierswet van 1912, dan was je erfgooier. Het resultaat was een groei van het aantal erkende erfgooiers van 2122 in 1930 tot 3562 in 1934. De spoeling werd dus aanmerkelijk dunner, maar de verkoop bracht voor elke erfgooier 566 gulden en vier cent op. Een groot bedrag in die tijd. Maar niemand wist dat dit het begin van het einde was van de erfgooiersorganisatie.

Erfgooiers in vergadering in de Grote Kerk Naarden, circa 1920.

1940-1979 Leve de erfgooiers!

Bijna vijftig jaar geleden. De erfgooiers stopten ermee. Om diverse redenen. Zo was het boerenbedrijf van een erfgooier niet opgewassen tegen de grootschalige landbouw en veeteelt, bestond de erfgooiersorganisatie vooral uit niet-scharende erfgooiers, hadden met name Hilversum en Huizen grond nodig voor woningbouw en maakten velen juridisch amok over de erfgooiersrechten. Zeker gezien het feit dat een zeer klein aantal scharende erfgooiers de dienst uitmaakte. Over een enorm gebied. En daarmee over het welzijn van alle Gooiers.

Een toentertijd perfect storm. De erfgooiers hadden lang in het oog gezeten, maar het besef drong door dat hun eeuwenoude landbouwpraktijk, gebaseerd op collectief eigendom van onder meer meentgronden, op losse schroeven stond. En voordat anderen het ‘erfgooiers­probleem’ gingen oplossen, deden ze dat liever zelf. Bovendien: verkoop van hun gronden zou veel geld opleveren. Zoals eerder vermeld hadden de niet-scharende erfgooiers daar natuurlijk de meeste trek in, want op die manier konden zij eindelijk hun erfgooierschap te gelde maken.

Begin juli 1971 werd de opheffing in stemming gebracht tijdens een algemene ledenvergadering in een snikhete Expohal te Hilversum. De Vereniging Stad en Lande van Gooiland telde toen 5041 leden, van wie er ruim drieduizend kwamen opdagen. Men had verstandig genoeg besloten voor deze vergadering geen presentiegeld uit te keren – dat zou immers met een uit te keren bedrag van fl. 7,50 per erfgooier een kostbare zaak zijn geworden.
Met 164 stemmen tegen en 3012 voor werd het pleit beslecht; de erfgooiersorganisatie zou ontbonden worden. Enkelen stemden tegen om nostalgische redenen of omdat zij het ‘zonde’ vonden. Toen deze beslissing werd bevestigd bij Koninklijk Besluit van 11 maart 1973, hield dit tevens in dat de ledenlijst van maart 1972 werd ‘bevroren’. Er kwam geen erfgooier meer bij, er ging geen erfgooier meer af.

Erfgooiers tijdens de algemene ledenvergadering over de verdeling van de gronden. Sportpark Hilversum, 1973. Een gedrukte stem voor of tegen werd in een melkbus geworpen.


De liquidatie
De liquidatie ging vrijwel direct erna van start. De Gooise gemeenten kochten 528 hectare voor vijftien miljoen gulden. Dat waren de gronden die geen agrarische bestemming hadden. De weidegronden, bijna vijfhonderd hectare, werden verkocht voor ruim negen miljoen aan scharende erfgooiers die in het Gooi hun bedrijf wilden voortzetten. Zij betaalden twee gulden per vierkante meter, aanzienlijk minder dan de geldende grondprijs. ­Scharenden die buiten het Gooi, onder andere in Friesland, een nieuw bedrijf wilden opzetten, kregen een uitkering ineens, samen voor iets meer dan elf miljoen gulden.

De uitkering aan de afzonderlijke scharende en niet-scharende erfgooiers bedroeg ongeveer vijfduizend gulden. Dat geld ontvingen zij niet ineens. Eerst kregen alle leden tien bewijzen van deelgerechtigheid uitgereikt, waarop na verloop van tijd uikering volgde. Na regeling van de afvloeiing van personeel, verkoop van dienstgebouwen en -woningen en verkoop van de roerende bezittingen als landbouwwerktuigen en -machines, kon tot de volledige afwikkeling worden overgegaan. Dat duurde nog tot 1981, maar op 28 april 1979 vond de laatste vergadering van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland plaats in de Grote Kerk Naarden, volgens De Gooi- en Eemlander een ­‘uitvaartdienst voor de erfgooiers’. Na de laatste hamerslag riep een van hen: ‘De erfgooiers zijn dood, leve de erfgooiers!’.

En daar had hij, zonder het zelf te weten, gelijk in. Toen de erfgooiersorganisatie ophield te bestaan, was het economisch gezien niet langer noodzakelijk een erfgooiers­identiteit aan te meten. Maar tot op de dag van vandaag blijven veel ‘ex-erfgooiers’ dat doen. Waarom? Omdat ze weten Ă©n willen weten waar ze vandaan komen, omdat ze verbonden zijn aan de omgeving, een omgeving die hun voorouders vormgaven en waarin de ‘erfgooiers van nu’ wonen en werken.

E.P. van Zachten (1920-1992), Niet-scharende versus scharende erfgooiers. Sportpark Hilversum, 1962. Het onderschrift bij deze foto’s luidt: ‘Eenmaal per jaar komen de ongeveer 4000 erfgooiers in vergadering bijeen. Er wordt gestemd over belangrijke zaken. De scharende erfgooiers (rechts) hebben andere belangen dan de niet-scharenden (links), die nu maar liever de pot verdelen!’

1979-2019 Besluit

Erfgooiers stonden bekend als eigengereid, hardwerkend, stug en conservatief. Die eigenschappen lijken zich af te tekenen op hun gezichten. Er werd inderdaad veel strijd geleverd. Zowel met de overheid als onderling. Maar erfgooiers waren schurken noch verzetslieden. Ze hielden vast aan hun exclusieve gebruiksrechten op de Gooise gemene gronden, terwijl de overheid van het algemeen belang uitging.

De wortels van de erfgooiers en hun nazaten zijn weliswaar wijd vertakt, maar reiken nog steeds diep. Het erfgooierschap bepaalde lange tijd de identiteit van een gestaag groeiende groep Gooiers. Hun geschiedenis begon in de tiende eeuw. In een paar honderd jaar emancipeerden ze van onvrije horigen tot vrije boeren met krachtige rechten op Gooise gronden. Echter het was als water dat de steen uitholt. De gebruiksrechten van de alsmaar minder talrijke ‘boerenerfgooiers’ (scharende erfgooiers) verhielden zich steeds slechter tot maatschappelijke ontwikkelingen en de wensen van een uitdijende overheid. De erfgooiers­organisatie werd geliquideerd.

Toch kwam er pas in 1979 officieel een eind aan het erfgooierschap. Vergist u zich dus niet: de invloed van de erfgooiers op het Gooi is enorm geweest, al is het alleen maar vanwege de overgebleven heidevelden. En er worden iedere dag officieus erfgooiers geboren. Vaak zonder dat ze het weten en zonder dat het invloed heeft op hun leven. Er zijn trouwens nog enkele Gooise boeren die of zelf erfgooier waren of van een erfgooier afstammen


Deel van de expositie Koos Breukel. Erfgooiers in Singer Laren, 16 juni t/m 30 augustus 2015. Koos Breukel, Els Poolman Simons-Vos, 2014. Erfgooiers waren altijd mannen. Toch maakten vrouwen deel uit van de erfgooiers­gemeenschap. Ze konden het erfgooier­­- schap niet overdragen. Zo bleef het aantal erfgooiers beperkt. Maar zonder vrouwen zouden er helemaal geen erfgooiers hebben bestaan. Ze werkten zij aan zij met hun mannen, vaders en broers en zorgden voor kostenbesparing en ‘mankracht’, denk aan melken, spinnen of het rapen van plaggen. Koos Breukel, Nico van den Brink, 2014.

Nieuw boek: ERFGOOIERS – Stad en Lande van Gooiland

In het nieuwe boek ‘ERFGOOIERS – Stad en Lande van Gooiland’ komt de unieke geschiedenis van de erfgooiers aan bod. Waar ze vandaan kwamen, wie en wat erfgooiers waren, met welke problemen ze te kampen hadden, hoe ze die oplosten. Het is een verhaal van toen, nu en straks, want ex-erfgooiers en hun nazaten voelen zich nog steeds verwant aan elkaar en aan de streek.

Lees verder Nieuw boek: ERFGOOIERS – Stad en Lande van Gooiland

Bussums Nieuws

De Historische Kring Bussum besteedt in de ‘Week-van-de-erfgooier 2018’ op twee manieren aandacht aan deze oorspronkelijke bewoners van het Gooi: met een lezing/presentatie (in samenwerking met de Volksuniversiteit) en een gegidste fietstocht.

Erfgooiersgezin in 1892. Foto: Picasa

Lezing/presentatie

Op maandag 15 oktober verzorgt Klaas Oosterom de lezing/presentatie ‘Erfgooiers’. Hij doet dat onder meer aan de hand van teksten en beelden uit het standaardwerk ‘Erfgooiers, ten eeuwigen dage’ van Anton Kos en Karen Abrahamse. Zo zal hij vertellen wat scharende en nietscharende erfgooiers waren. Misschien ben je wel een nazaat van een erfgooier. Waarom komen namen zoals graaf Wichman en Godelinde zo veel voor in straatnamen of bij scholen? Ook wordt duidelijk wat Sint Vitus, de meenten en het Goois Natuurreservaat met de geschiedenis van ’t Gooi en de erfgooiers van doen hebben.

De lezing wordt gehouden op de bovenverdieping van de Bibliotheek Gooi en meer (Wilhelminaplantsoen 18) en begint om 14.00 uur. Kosten: € 15,-. Opgeven kan via 035-693 05 39 of volksuniversiteit@bibliotheekgooienmeer.nl. Deelnemers kunnen ook aan de gratis gegidste fietstocht meedoen (zie hieronder).

Erfgooier (F. Hart Nibbrig). Foto: Picasa

Fietstocht

De Historische Kring Bussum heeft een relatief korte gegidste fietstocht van 22 km uitgezet, waarbij de geschiedenis van de erfgooiers mooi zichtbaar wordt gemaakt. Erfgooiers waren boeren in het Gooi die al eeuwenlang op een bijzondere manier samenwerkten.
Onderweg zal de gids vertellen, laten zien of wijzen op iets wat met de geschiedenis van de erfgooiers te maken heeft. Het erfgooiersgebied besloeg het hele Gooi. De tocht beperkt zich tot Naarden en Bussum en omgeving omdat het, samen met het introductiefilmpje, een goed beeld geeft van wat erfgooiers in het verre en recente verleden hebben gedaan en meegemaakt.
De fietstocht op donderdagmiddag 18 oktober duurt ongeveer drie uur en begint en eindigt bij station Naarden-Bussum. Een e-bike en/of goede conditie is gewenst. Om de inhoud van de tocht tot zijn recht te laten komen, kan er per gids een beperkt aantal fietsers mee.
Opgeven o.v.v. naam, datum en aantal is daarom nodig: oosteromnc@gmail.com.
Degenen die mee kunnen, krijgen bericht over exacte plaats en tijd. Mocht je niet mee kunnen omdat het maximumaantal is behaald, dan krijg je ook bericht.

Klaas Oosterom

Meenthek naar Historische Kring Blaricum

Het bestuur van de Stichting Stad en Lande van Gooiland heeft zich ingezet om een origineel – erfgooiers – meenthek te behouden. Onlangs heeft het bij de Historische Kring Blaricum een nieuwe bestemming gekregen. Het meenthek wordt nog door vrijwilligers van de HKB afgeschilderd en er zal een paal geplaatst worden om het hek te kunnen sluiten.

Erfgooiers meenthek bij de Historische Kring Blaricum

Lees verder Meenthek naar Historische Kring Blaricum

Afscheid bestuurslid Ed van Mensch na 8 actieve jaren

Op maandag 18 juni heeft het Bestuur van de Stichting Stad en Lande van Gooiland afscheid genomen van ing. E.E. van Mensch. Acht jaar is Ed van Mensch namens Hilversum lid van het bestuur van de Stichting geweest. Ed had geen Erfgooiers achtergrond maar beschikt over grote kennis over de geschiedenis van het Gooi. Daarnaast was hij lange tijd conservator van het Museum Hilversum. Lees verder Afscheid bestuurslid Ed van Mensch na 8 actieve jaren